Paragrafen

Paragraaf financiën

Algemeen
In deze paragraaf gaan we in op het treasurybeleid en de wijze waarop dit in de begroting is opgenomen. Treasury betekent letterlijk schatkist.
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. Het beleid voor treasury wordt vastgelegd in een Treasurystatuut.

Naast de gemeentewet en het BBV is er nog aanvullende wet- en regelgeving met betrekking tot de treasuryfunctie. Dit is:

  • Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). Deze wet geeft regels voor het financieringsbeleid bij de gemeente.
  • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (besluit Ruddo).
  • Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof). Zie hieronder voor toelichting.

In deze paragraaf komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:

  1. Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) en verplicht schatkistbankieren
  2. Gemeentelijk beleid;
  3. Financieringspositie;
  4. Renteontwikkeling;
  5. Risicobeheer;
  6. Renteresultaat
  1. Wet Hof en Wet verplicht schatkistbankieren

De wereldwijde financiële crisis heeft ertoe geleid dat op Europees niveau maatregelen zijn genomen, om ervoor te zorgen dat de overheidsuitgaven houdbaar blijven. Deze maatregelen zijn vertaald naar Nederlandse wetgeving. Het gaat hierbij onder andere om de Wet Hof en het verplicht schatkistbankieren.

Het doel van de Wet Hof is om ervoor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort van het bruto binnenlands product. Deze norm raakt ook de gemeenten. De gemeenteschulden en financieringstekorten van gemeenten tellen mee in de overheidsschuld. Alle gemeenten samen krijgen een plafond voor het totale EMU-tekort van de gemeenten in een jaar.

In het Besluit Begroting en Verantwoording artikel 20 is de verplichting vastgelegd dat gemeenten het geschatte EMU-saldo moeten opnemen in de programmabegroting over het vorige begrotingsjaar, het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren. Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven met derden van de overheid op transactiebasis in een bepaald jaar. Dus geen afschrijvingen of bijvoorbeeld waarde mutaties. Het EMU-saldo geeft aan of er in een bepaald jaar met reële transacties meer geld uitgegeven wordt dan er in een jaar binnenkomt. Of dat er geld overgehouden wordt. Het EMU-saldo is daarmee een aanwijzing voor de ontwikkeling van onze liquiditeitspositie en financiële positie, oftewel eigen vermogen en schulden.

De EMU-saldi voor 2023 t/m 2026 worden als volgt berekend:

2021 Rekening

2022 Primaire begroting

2023 Begroting

2024 Raming

2025 Raming

2026 Raming

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan/onttrekking uit reserves 

458

-5.081

-1.483

2.392

4.754

-2.049

Mutaties (im)materiële vaste activa (-)

606

6.034

21.531

30.147

-6.936

-6.112

Mutatie voorzieningen (+)

545

-5.576

1.001

924

2.034

2.333

Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) (-)

25

-907

-1.763

-4.741

1.127

-467

Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verkoop (im)materiële vaste activa (+)

0

0

0

0

0

0

EMU-saldi gemeente Schagen

397

-16.691

-22.013

-26.831

13.724

6.396

bedragen x € 1.000

Voor 2023 komt ons EMU-saldo uit op 22,0 miljoen negatief. Ook voor 2024 begroten we een negatief saldo. Beide jaren wordt dit veroorzaakt door de geplande en doorgeschoven investeringen tot en met 2024. In de prognosebalans is hier rekening mee gehouden. De komende 2 jaar zullen we aanvullende langlopende financiering moeten aanvragen.

Wet verplicht schatkistbankieren

De regeling schatkistbankieren decentrale overheden verplicht gemeenten om hun overtollige middelen aan te houden bij de staat. Dit gaat om middelen boven een bepaald drempelbedrag. Deelnemen aan schatkistbankieren draagt bij aan een lagere EMU-schuld van de hele sector. Doordat overtollige middelen in de schatkist worden aangehouden, vermindert de externe financieringsbehoefte van het Rijk. Dit vertaalt zich in een lagere staatsschuld. Alle bankrekeningen van gemeenten tellen mee. Overtollige middelen mogen op basis van deze wet dus alleen bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden.
Vanaf 1 juli 2021 is de drempel voor gemeenten voor verplicht schatkistbankieren verhoogd van 0,75% naar 2% van het begrotingstotaal, bij aanvang van het jaar. Het minimum drempelbedrag is ook verhoogd van € 250.000 naar € 1 miljoen.

Wanneer wij meer liquide middelen bezitten dan de norm van € 2.826.420, moeten we dit bij de schatkist aanhouden.

B. Gemeentelijk beleid
Ons beleid op het gebied van aantrekken en uitzetten van geld is vastgelegd in ons Treasurystatuut. Het laatste goedgekeurde statuut is van 2013. In dit statuut is opgenomen dat de gemeenteraad gekozen heeft om uit te gaan van een laag risicoprofiel. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Het uitzetten van gelden vindt plaats bij de Bank Nederlandse Gemeenten of andere financiële instellingen met ten minste een AA-rating.
  • Gelden aantrekken gebeurt in beginsel bij de laagste aanbieder, tenzij contractueel anders is afgesproken.
  • Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

C. Financieringspositie
We hebben middelen nodig voor de financiering van vaste activa, de bouwgrondexploitatie en de lopende transacties. Oftewel uitgaven min ontvangsten. Deze financieringsmiddelen bestaan uit langlopende leningen, kortlopende leningen, debetsaldi in rekening-courant en crediteuren.

Geldleningen

Per 31-12-2021 is de stand van de langlopende leningen € 54.170.000 en een jaarlijkse aflossingsverplichting van € 3.205.000. Voor de begroting 2023 gaan we vooralsnog uit van € 11.000.000 aan extra langlopende financiering.  

D. Renteontwikkeling

De rente op de geldmarkt en kapitaalmarkt wordt voornamelijk bepaald door het beleid van de Europese Centrale Bank. Een onzekere factor is de inflatie. Deze is in 2022 fors gestegen. Dit heeft verschillende oorzaken. Bijvoorbeeld de grote vraag en een beperkt aanbod van goederen en diensten. Of de verstoring in de productieketen en transportketen vanwege de coronapandemie. Ook de geopolitieke ontwikkelingen in 2022 spelen mee. Deze omstandigheden leiden samen tot hogere rentepercentages. Na jaren van lage rente en soms zelfs gratis geld. Voor 2023 gaan we uit van een rentepercentage van 1,9% voor 10 jaar.

E. Financieel Risicobeheer

De risico's bij de gemeenten zijn:
1. Renterisico's op vaste schulden oftewel renterisiconorm;
2. Renterisico op de vlottende schuld oftewel kasgeldlimiet;
3. Kredietrisico op verstrekte geldleningen en afgegeven borgstellingen.

E. 1. Renterisico-norm

In de Wet FIDO is het sturingsinstrument ‘renterisiconorm’ gepresenteerd. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schulden. De norm geeft aan over welk bedrag per jaar er maximaal risico mag worden gelopen. Dit betreft onder andere leningen waarvan de rente herzien gaat worden. Het gaat ook over de herfinanciering van aflossingen. Door aflossingen en herzieningen in de tijd te spreiden, wordt het renterisico verkleind. De renterisiconorm wordt berekend met een wettelijk vastgesteld percentage van het begrotingstotaal. Dit percentage is bepaald op 20%. Dit betekent voor ons een renterisiconorm van afgerond € 28.264.000.

Berekening renterisiconorm en risico 

Rekening 2021

Primaire begroting 2022

Begroting 2023

Raming 2024

Raming 2025

Raming 2026

1a Renteherziening op vaste schuld o/g

1b Renteherziening op vaste schuld u/g

2 Netto renteherziening op vaste schuld (a-b)

3a Nieuwe aangetrokken vaste schuld

11.000

36.000

3b Nieuwe verstrekte lange leningen

4 Netto aangetrokken vaste schuld (a-b)

11000

36000

5 Betaalde aflossingen

          3.205

            3.205

           3.205

         3.572

         4.772

         4.772

6 Herfinanciering (laagste van 4 en 5)

          3.205

            3.205

           3.205

         3.572

         4.772

         4.772

7 Rente risico op vaste schuld (2+6)

          3.205

            3.205

           3.205

         3.572

         4.772

         4.772

Rente risiconorm

 8  Begrotings- rekeningtotaal

      126.767

        126.190

       141.321

     139.876

     137.315

     136.378

 9  Bij ministeriele regeling vastgesteld %

20%

20%

20%

20%

20%

20%

10 Renterisiconorm

        25.353

          25.238

         28.264

       27.975

       27.463

       27.276

Toets rente risiconorm

10 Renterisiconorm

        25.353

          25.238

         28.264

       27.975

       27.463

       27.276

 7  Renterisico op vaste schuld

          3.205

            3.205

           3.205

         3.572

         4.772

         4.772

11 Ruimte (+) / Overschrijding (-)  (10-7)

        22.148

          22.033

         25.059

       24.403

       22.691

       22.504

bedragen x € 1.000

Toelichting tabel:

De renteherziening op de vaste schuld is op 0 gesteld. Ons beleid is dat er alleen leningen worden afgesloten met een vast rentepercentage. Dit rentepercentage kan tijdens de looptijd van de lening niet worden herzien.

Uit de tabel blijkt dat we een zeer laag renterisico hebben en zeer ruim binnen de wettelijke risiconorm blijven.

E.2. Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is in de Wet Fido opgenomen om de directe gevolgen van een snelle rentestijging te beperken. De kasgeldlimiet bepaalt dat de gemeente voor slechts een beperkt bedrag met kort geld mag financieren. Met kort geld wordt geld met een looptijd van minder dan 1 jaar bedoeld. De norm is in de wet gesteld op 8,5% van het begrotingstotaal aan lasten.

De gemiddelde korte schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Wanneer je voor het derde achtereenvolgende kwartaal de limiet overschrijdt, moet dit aan de toezichthouder worden aangegeven. Hierbij moet je ook voorleggen hoe dit opgelost gaat worden.

Voor het jaar 2023 is de kasgeldlimiet vastgesteld op € 12 miljoen. Wij mogen tot de kasgeldlimiet financieren met kort geld.

Berekening kasgeldlimiet

Rekening 2021

Primaire begroting 2022

Begroting 2023

Raming 2024

Raming 2025

Raming 2026

1) Toegestane kasgeldlimiet

begrotingstotaal

    126.769

    126.190

       141.321

       139.876

       137.315

       136.378

kasgeldlimiet in procenten

8,50%

8,50%

8,50%

8,50%

8,50%

8,50%

kasgeldlimiet in bedrag

      10.775

      10.726

         12.012

         11.889

         11.672

         11.592

2) Omvang vlottende schuld

schuld in rekening courant

        1.163

overige geldleningen niet zijnde vaste schuld

        5.861

      19.764

           7.679

           7.679

           7.679

           7.679

Overige uitstaande schulden < 1 jaar

      14.504

      12.522

         32.850

         20.642

         14.805

         12.847

Totaal vlottende schuld

      21.528

      32.286

         40.529

         28.321

         22.484

         20.526

3) Omvang vlottende middelen

contante gelden in kas

               1

tegoeden in rekening-courant

9.233

2.427

1.302

overige uitstaande gelden < 1 jaar

      23.583

      24.304

         20.549

14.825

15.952

15.485

Totaal vlottende middelen

      32.817

      24.304

         20.549

         14.825

         18.379

         16.787

4) Toets kasgeldlimiet

Totaal netto vlottende schuld (2-3)

     -11.289

        7.982

         19.980

         13.496

           4.105

           3.739

Toegestane kasgeldlimiet (1)

      10.775

      10.726

         12.012

         11.889

         11.672

         11.592

Ruimte (+) / Overschrijding (-)

      22.064

        2.744

          -7.968

          -1.607

           7.567

           7.853

bedragen * €1.000

De verwachting is dat in 2023 en 2024 de kasgeldlimiet zal worden benut. De komende periode zullen we per kwartaal de kasgeldlimiet goed in de gaten houden. Bij een voortdurende overschrijding moeten we dit melden aan de toezichthouder. Als blijkt dat de overschrijding aanwezig blijft, zullen we aanvullende langlopende financiering moeten aantrekken. Dit is sterk afhankelijk van de uitvoering van onze voorgenomen investeringen.

E.3. Kredietrisico verstrekte geldleningen en borgstellingen

Bij het bepalen van kredietrisico’s maken we een onderscheid tussen twee soorten risico’s die wij als gemeente lopen. Het ene risico lopen wij omdat wij geldleningen verstrekken of hebben verstrekt aan andere partijen. Het andere risico lopen wij omdat wij gemeentegaranties hebben afgegeven, oftewel  een borgstelling.

Het kredietrisico voor verstrekte geldleningen is gelegen in het mogelijk niet kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij. Bij borgstellingen ligt het risico bij het claimen van de borg, waarna de partij waarvoor de borg is gesteld haar verplichtingen niet kan nakomen.

Door de gemeente aan derden verstrekte leningen en deelnemingen. Hierbij is de stand vanuit de jaarrekening opgenomen.

Omschrijving

2020

2021

Lening verenigingen/stichtingen

            582

           630

Duurzaamheidsleningen

         1.647

        3.076

Starters lening

         1.393

        1.914

Hypotheken

            183

           174

Obligatielening Alliander

 - 

        1.446

Deelnemingen

            326

           326

Totaal 

         4.131

        7.566

Bedragen x € 1.000

*We verstrekken al geruime tijd geen nieuwe hypotheken meer.

Aan waarborgen en garanties heeft de gemeente Schagen een bedrag uitstaan van € 105.118.000.

Aan overige uitzettingen met een rente typische looptijd van 1 jaar of langer is een bedrag van
€ 7.691.000 gemoeid.

Renteresultaat

Om een juist inzicht in de kosten van de taakvelden te geven, is in het Besluit begroting en verantwoording  opgenomen dat de rentekosten aan de desbetreffende taakvelden moeten worden toegerekend. Dit gebeurt met behulp van een renteomslag. Het  bedrag dat toegerekend kan worden is berekend in onderstaande tabel.
De renteomslag moet jaarlijks worden berekend. Zodra de afwijking tussen de gehanteerde omslagrente en de werkelijke rentelast groter wordt dan 0,5% moet de gehanteerde omslagrente aangepast worden. Vanwege het verschil tussen het gehanteerde omslagpercentage en het werkelijk betaalde percentage ontstaat er een renteresultaat.

In onderstaand schema wordt inzicht gegeven in:
- de rentelasten;
- het renteresultaat;
- de manier waarop rente wordt toegerekend aan investeringen, grondexploitaties en projecten.

(x € 1.000)

a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering

1.598

b. De externe rentebaten

-

Saldo rentelasten en rentebaten

1.598

c. De rente die aan de grondexploitatie moet 

    worden doorberekend

-

    De rente van projectfinanciering die aan

-

    het desbetreffende taakveld moet worden 

    toegerekend

-

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

1.598

d1. Rente over eigen vermogen

d2. Rente over voorzieningen

 Totaal werkelijk aan taakvelden toe te rekenen rente

1.598

e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

1.755

f. Renteresultaat op het taakveld Treasury

-157

Het gepresenteerde renteresultaat van € 157.000 voordelig betekent dat de gehanteerde omslagrente van 1,0% hoger is dan het gemiddelde van de werkelijke rentepercentages. Er wordt dus meer rente doorberekend naar de activa dan er wordt betaald aan de geldverstrekkers. Het verschil valt binnen de gestelde bandbreedte. Dit betekent dat er een reëel percentage wordt toegerekend aan de activa.

 

Deze pagina is gebouwd op 11/10/2022 11:16:21 met de export van 11/10/2022 10:58:46